Er was eens een boer die een koe en een paard had. De koe en het paard gingen altijd in het bos grazen samen met de ezel en de geit van de buurman van de boer. De vier dieren raakten langzamerhand met elkaar bevriend omdat ze altijd samen gingen grazen. In het bos waar ze graasden, leefde een konijn.
|
Er was eens een oude boer. Hij was zo oud geworden dat hij het werk op het land niet langer alleen kon doen. Hij vond dat het tijd was geworden om de boerderij over te dragen aan zijn zonen. Hij had er vijf, maar geen van allen waren geschikt om zo een grote boerderij te runnen, omdat al zijn zonen ontzettend lui waren. Iedere dag als de oude boer ‘s-ochtends wakker werd en aan het werk voor die dag begon, sliepen zijn zonen nog. Ook hun gedrag onderling liet nog veel te wensen over.
|
In Bharat zijn er veel dorpen, waar de mensen hout of gedroogd koeienmest gebruiken voor het stoken van vuur. Als er op zulke plaatsen weinig koeien of bomen zijn, dan is het moeilijk om brandstof te vinden voor het vuur om bijvoorbeeld eten te kunnen koken. In een klein dorp, waar weinig bomen en koeien waren, moesten de mensen op een gegeven moment hout en mest kopen, want het brandstof in veel huizen was opgeraakt.
|
Op een dag kwam er op de markt een papegaaienhandelaar om zijn papegaaien te verkopen. Hij had die dag twee precies dezelfde papegaaien bij zich om te verkopen. De prijs van de ene papegaai stelde hij vast op vijf euro, terwijl hij de andere voor vijfhonderd euro wilde verkopen. Hij vertelde aan de mensen die geinteresseerd waren, dat iedereen de papegaai van vijf euro mocht kopen, maar wie de papegaai van vijfhonderd euro wilde kopen, moest eerst ook de papegaai van vijf euro kopen.
|
In een bos woonden een tijger en een leeuw. Leeuwen zijn over het algemeen erg sterk, maar deze leeuw was al oud geworden. Hij kon niet erg hard en ver meer rennen. De tijger was nog jong en sterk, maar hij was een beetje bang voor de leeuw en hield hem daarom te vriend. Een keer hadden zowel de tijger als de leeuw geen prooi gevonden. Beiden waren erg hongerig. Toen zagen ze een kleine hert grazen in hun buurt. De tijger zei tegen de leeuw: “Ik jaag wel op de hert.
|